Kolonel Bampfield
Reflexions du Colonel Bampfield, Sur les Commentaires de Mr. Vercken. Touchant l’Attaque des François sur les Escluses d’Ameyden le 27. Novembre 1672. Avec la Relation du dit Colonel Bampfield
In het Nieuwsblad van de Historische Vereniging 2010-1 wordt gesproken over de krijgsverrichtingen van het regiment Bampfield. Deze eenheid droeg de naam van kolonel Bampfield, een Engelsman in Staatse dienst, die eind november 1672 niet was opgewassen tegen het numerieke overwicht van de Fransen en de wijk moet nemen. Het militaire treffen had voor de kolonel een dramatische nasleep, omdat zijn directe superieuren van oordeel waren dat hij ondermaats had gepresteerd. Dit leidde ertoe dat de regimentscommandant voor een krijgsraad moest verschijnen. Hoewel dit college tot de conclusie kwam dat kolonel Bampfield niet in gebreke kon worden gesteld, betekende de Slag bij Sluis het einde van diens militaire carrière. Een curieuze rol in deze kwestie speelde een vele artikelen tellend, in het Frans gesteld geschrift van luitenant-kolonel (overste) Vercken, de plaatsvervanger van kolonel Bampfield, waarin betrokkene van incompetentie werd beticht. Om de aanval te pareren publiceerde de kolonel, eveneens in het Frans, een uitvoerig verweerschrift, getiteld “Reflexions du Colonel Bampfield, Sur les Commentaires de Mr. Vercken. Touchant l’Attaque des François sur les Escluses d’Ameyden le 27. Novembre 1672. Avec la Relation du dit Colonel Bampfield”. In de Universiteitsbibliotheek van Utrecht bevindt zich een Nederlandstalige uitgave van dit document.
In het Nieuwsblad 2010-1 jrg 21 is op bladzijde 37 vermeld dat wegens de omvang van dit document plaatsing in het Nieuwsblad niet mogelijk is. Op deze pagina van de website wordt hierna het bedoelde artikel in z’n geheel weergegeven.
Aenmerckingen van den Colonel Bampfield, Op de stellingen van Mr. Vercken. Raeckende den Aenval der Francen op de Sluysen van Ameyden den 27. Novembris 1672. Nevens het Verhael Van den geseyden Colonel Bampfield.
Aenmerckingen van den Colonel Bampfield, op de stellingen van Mr. Vercken
De ongenade van mijn tegenwoordige fortuyn / my tot nu toe belet hebbende van geinformeert te zijn / van seecher geschrift / ’t welck de werelt door-loopt / geintituleert: Verhael van den Oversten Luytenant Vercken / raeckende de attacque der Sluysen tot Ameyde; Sondaghs den 27. November. In welck / om te toonen sijne bequaemheyt en groote couragie / hy gehzuyckt heeft niet minder konst als boosheyt / ende meer getracht mijne eer te quetsen / als hy quaets heeft gedaen aen den Fransman / met wien hy / volgens sijn seggen / de pieck gemeten heeft. Het welck my bewogen heeft / dese navolgende aenmerckingen op te stellen over de puncten / welcke mijne memorie my toe dzaeght; hebbende het selve geschrift niet meer als eenmael hooren lesen.
1ste Artijckel.
Hy segt / dat hy / gedurende mijn afwesen tot Gorcum / Saterdaghs voor de attacque / kondschap hadde gekregen van Lexmond / en van andere verscheyde persoonen / die door de wercken gepasseert waren / dat eenige Fransse troupen te Vianen waren: ende dat hy van andere vernomen had / datse voor hadden op de poste van de Sluysen aen te vallen: ende dat hy volgens van andere verstaen hadde / dat de boven genoemde troupen / terugh na Cuylen-burgh getrocken waren; gelijck sy veelmaels te vooren gedaen hadden.
Antwoort. Ick ondersoecke niet of desen Artijckel waer is / of niet / door dien hy van geen groote consequentie is: om dat wy veelmaels diergelijcke alarmen hadden: niet te min stelde ick na mijne wederkomste de noodige order in allen geval; gelijck hy segt gedaen te hebben voor mijn aenkomste
2de Artijckel.
Hy segt / dat hy op de te voren genoemde narichtinge / de noodige order hadde gegeven / om volck gereet te hebben / om / als de noot sulcks vereysschte / in der haeste de post te verstercken; ende van gelijcken aen de Capiteyns van de uytleggers / sich te prepareren / om haer devoir te doen.
Antwoort. Sulcks kan wel waer zijn / en ’t waer sijn schuldige plicht: nademael hy dien dagh de wacht hadde: Evenwel heeft hy my na mijn wederkomste niets gesegt van de gegevene order.
3de Artijckel.
Hy segt / dat hy een brief aen my ontfangen had van . . . . de welcke hy in handen behielt; en dat een weynich daer na een man op de poste quam / de welcke hy een bode noemt / met een brief / twee haessen en een veldhoen voor my: dat de selbe veel omslaghs en swarigheyt maaeckte om te seggen / van wat hand den brief met het present quam; maer dat hy ten laetsten bekende / datse van den Fransen Drost gesonden was: ende dat alles / wat hy seggen wilde / was / dat een corpus van 350. Franssen dien dagh te Vianen was geweest; ende tusschen 3. en 4. uyren weer na Cuylenburgh was getrocken: ende dat hy daer na / den gesenden bode met een soldaet na mijn quartier sond.
Antwoort. Het is waer / dat hy een brief gekregen heeft / die aen my behoorde / ?r. . . . . de welcke hy my gaf / by mijn aenkomste; maer wat aengaet den brief / die van den Franssen Drost quam / met de hasen en veld-hoenders /indien hy oorsaech heeft gehad / om achterdencken te hebben / van eenige onderhandeling of verstant / soo heeft hy sijn devoir niet gedaen / dat hy den brenger niet heeft arresteren laten op de Wacht / ende sich verseeckert van den brief / soo wel / als van den and’ re van . . . . . . de welcke hy alsoo hadde lesen komen / gelijch als hy met de and’ re gedaen hadde. Heeft den brenger eenige difficulteyt gemaeckt in ’t seggen / van wien hy hem hadde / en wie hem gesonden hadde / daer van heb ick geen kennisse. Ende daeghs daer na / in presentie van sijn Excell: de Veldmareschalck Wirtz / hadde sulchs sich moeten openbaren / als de gesegde knecht sijn Excellentie boos my aensach / in tegenwoordicheyt van den Oversten Luytenant op de poste selfs / want de knecht was my gantsch onbekendt; (hebbendeden selven noyt gesien of gesproocken) waer van zijn Excellentie getuygen is: maer alle dien omslagh van den knecht / gelijck oock het woort van Franssen Drost / het welck hy gebruyckt / in plaets van Drost van Vianen / zijn daer niet op gevoeght / als door eene boosheyt die soo grof is / datse in de oogen springht:en met opset / om my verdacht ende gehaet te maecken: en om my de ver?oetheyt van volck op den hals te jagen: gelijck sulcks geschiet was toen ick te Nieupoort aen quam.
4de Artijckel.
Hy segt dat ick op de poste gekomen ben van Gorcum tusschen 8. en 9. uyren; dat hy my den brief gaf van. . . . . .dat ick de selve aen hem te lesen gaf: waer in men my adviseerde / dat twee compagnien te voet / en 150 paerden / den geheelen dagh over te Vianen geweest waren / tot drie uyren / ende doen na Cuylenburgh weer vertrocken:en dat hy my reeckenschap hadde gedaen / van de ordere die hy gegeven hadde aen Capitein Carpentier / ende aen de Capiteyns van de uytleggers; en hoe hy den boven gesimde man met den brief van Vianen na mijn logement gestuert hadde: en dat / als ick van hem af gingh / ick soude geseydt hebben / by aldien datter wat wichtichs in den brief stonde / ick sulcks hem communiceren sou:het welck ick niet gedaen hadde.
Antwoort. De 4de Artijckel is waer / uytgesondert / dat hy my te kennen heeft gegeven / van eenige ordre die hy aen Capit; Carpentier / en aen de Capiteyns van de uytleggers sou hebben gegeven: want noch hy / noch sy / en hebben my niet met allen daer van gesproocken. Het schrijvens van den Drost van Vianen hiel niet wichtich in sich. Na desen heeft Capiteyn Hoeck my geseydt / dat hy gantsch geen order van hem ontfangen had om zeyl te maecken / noch oock om een schip te senden tot afhalingh van de brandtwacht.
5de Artijckel.
Hy schrijft dat ik Carpentier tot sijnent tot Ameyden aentreffende / hem communiceerde de nieuwe tijdinge van . . . . Daer by voegende / dat door dien de Franssen / volgens haer gewoonte / geretireert waren / hy wel sonder gevaer slapen mochte gaen.
Antwoort. Het is waer dat ick aen Carpentier gecomminiceert hebbe de nieuwe tijding van. . . . . dat twee Compagnien voet-volck en 150. paerden geweest waren te Vianen ende weerom gekeert na Cuylenburgh. Niet te min gaf ick hem terstont ordre / dat 12. man van yder Compagnie / in geval van noodt / sich gereet souden houden; gelijck ick op and’ re nachten was gewoon te doen. Maer het gebodt om te slapen is immers soo valsch / als boosachtigh en lasterlijck bericht. Hebbende desen Officier geen bevel van doen over dese saeck.
6de Artijckel.
Hy seyt / dat hy des Morgens ten drie uyren twee Ruyters sond / om my te berichten / dat de vyandt na de post marcheerde.
Antwoort. De 6de Artijckel is waer / dat hy my door een Ruyter heeft geadverteert / dat de vyandt aen quam.
7de Artijckel.
Hy seyt / dat hy een Sergeant sond / om Carpentier te laten komen met de soldaten die na de post gecommandeert waren / ende om aen Capiteyn Hoeck de weet te doen / dat de vyandt aen quam / en de selve te ordonneren / dat hy een schip sond na een Molen / om de uyterste wacht af te halen; door dien hy den slagh-boom niet meer wilde openen.
Antwoort. Ick heb door mijn knecht ordre gesonden aen Carpentier / om in alle neerstigheyt / met het gecommandeerde volck na de wercken te marcheren: en hy selfs / gekleedt in sijn Nacht-tabbaert / dede de deur open / van sijn Logement aen mijn knecht / en seyde / dat hy stracks marcheren sou / gelijck hy dede. Ick liet oock komen Capiteyn Hoeck / ende gaf ordre / dadelijck zeyl te maken. De voornoemde Capiteyn is vredigs om een eedt te doen / dat de Luytenant Colonel hem geen ordre heeft gesonden / noch om ’t zeyl te gaen / noch om soldaten af te halen. Oock soo is de questie van kleyn belangh: maer in desen Artijckel kan men sien dat hy doen ter tijdt den slagh-boom heeft doen toe doen.
8ste Artijckel.
Hy seyt / dat hy de drie Compagnien / de welcke op de wacht waren/ in goede ordre op verscheyde posten gestelt heeft / ende de Officiers daer by; en als Carpentier quam met het gecommandeerde volck / soo gaf hy hen lieden oock haer poste. Sulcks alles was geschiet / voor het aenkomen van de vyandt. Hier vinden sich noch eenige particulariteyten meer in getal / als van gewichte: de welcke nergens toe dienen als om het papier te vullen / ende niet aenmerckens waerdigh in sich hebben.
Antwoort. Heeft hy sulcks gedaen; het was sijn devoir / als de wacht de selve nacht commanderende / gelijck ick geseydt hebbe: ende het commandement was voor de rest soo licht / dat den geringhste Sergeant / die diensten had verrichten konnen.
9de Artijckel.
Dat omtrent de selve tijdt de Colonel liet de vergaderinge staen tot Ameyden: en dat daer na / alles / wat geschreven is / geschiet sou zijn tot een eenige glorye van den Overste Luytenant. Sijn Colonel quam tot hem in ’t werck / hem vragende waerom hy had laten vuyr geven / en beval / dat men niet sou schieten / voor dat de vyandt nader by quam.
Antwoort. De 9de Artijckel is valsch. Ick heb alarm laten slaen op den selven oogenblick / als ick ordre aen Carpentier heb gesonden / om te marcheren / en hebbende samen gebracht 100. man of daer omtrent / soo heb ick de selve selfs op de poste gevoert. Het is oock waer / dat ick verboden heb te schieten / ten zy dat de vyandt voor de mondt van het musquet waer.
10de Artijckel.
Hy seydt / dat als hy by my was / men de lanterne die my lichte / op de borstweer hadde geset: of sulcks met voornemen en order geschiet zy / of by geval / kost hy niet seggen.
Antwoort. Wat aengaet den 10de Artijckel / waer hy van de lanterne spreeckt; Ick kan my niet onthouden te seggen / dat hy in der waerheyt wel te kennen geeft / dat hy in der daet een rechte lanterfant is: en dat de inventie soo belacchelijck is / datse geen antwoort waert is: ende nadien hy de saecken soo naeu heeft geobserveert en met sulcke naeukeurigheyt / soo verklare hy sich dan / wie dat het was / die de lanterne droegh.
11de Artijckel.
Hy seydt / dat hy gewaerschouwt zijnde / dat de vyandt / na dett Oven toe avanceerde / hy den Colonel verliet / ende beval vuyr te geven op de vyandt: en dat hy daer na den Colonel niet meer en sagh: en dat een quartier uyrs daer na de vyandt de post had aengegrepen:en dat als hy bericht was / dat de vyandt sich ontsloot en verspreyde op eenen kleynen dijck by den Water-molen / heel na by het water / hy als doen Capiteyn Swansbeld / en den Luytenant van Brackel commandeerde rangs-wijse vuyr te / Geven: maer dat de soldaten niet meer en wilden op het banquet gaen / om dat den vyandt dapper schreeude / en groulijck vuyr gaf / der voege / dat hyse met den degen aendreef: en de Sergeant van Carpentier commandeerde met 10. man achter het huys op de kleyne linie:maer dat de vyandt soo na geavanceert was / dat het onmogelijck was / hem te beschadigen met een musquet-scheut: en dat de Franssen sterck granaden wierpen / gelijck hy oock liet doen / maar sonder eenigh effect.
Antwoort. Desen Artijckel strijdt met sich selfs:seggende / dat hy met my sprack by het borstweer / als de lanterne daer op geset waer; en dat hy dat pas van my gingh / om te commanderen dat men op den vyandt die na den Oven toe avanceerde soude vuyr geven: by aldien hy hierin waer spreeckt / soo verliet hy de plaetse / waer hy had behooren te verblijven:Want het was de plaets van het borstweer / welcke den selven wegh commandeerde / ende alwaer ick verbleef / tot dat eene partije van den vyandt gewonnen hadde het tusschen beyde van de pallissaden / ende een andre het onderste van de borstweer: alwaer het doen ter tijt gantsch onmogelijck was / hun schaden te doen met het musquet; als geen flanc hebbende ende de vyanden de overhand hebbende in ’t huys / door haer granaden / welcke sy onder ons wierpen sonder op houden: en welcke de onse niet konden beantwoorden / als hebbende niet meer als twee of drie die daer van geen handelingh hadden/ en sulcks echter ondernemen wilden / hoe wel sy daer van geen kennis hadden. De waerheyt is / dat in ’t ingaen van de poste dan Oversten Luytenant by de kleyne luys my te gemoet is gekomen; de welcken / na dat hy my een langh discours had gehackt / ick daer plante / seggende ; alles sal wel gaen: ende gingh alsoo recht aen in de buytenste posten na den Oven; en daer na / gelijck ick met de waerheyt seggen kan / heb ick den Oversten Luytenant niet meer gesien / tot in ’t ingaen van Ameyde; hoe wel ick hem op de post geroepen hebbe 4. of 5. mael / ende sijn Luytenant gevraeght / of hy niet wiste waer hy was. Dat ick daer gedaen hebbe / dien aengaende gedraagt ick my tot het neven-gaende verhael / ’t welck ick bewijsen kan. Hy seydt vervolgens / dat hy op eene selve tijdt was by Capiteyn Swansbeld en den Luytenant van Brackel / op de groote linie / voor het huys / en op de selve tijt op de kleyne linie achter het huys / het welck noch eene contradictie is sonder tegenspreken. Capiteyn Swansbeld was dicht by de poort / en de Luytenant van Brackel niet ver van daer: en ick was het / die de soldaten dee weer op het banquet gaen / ’t welck sy verlaten hadden / en dat recht tegen over het huys van Jan de Wit; en daer omtrent was het dat ick den Luytenant Blancfort commandeerde / het huys in brant te steecken / om redenen / hier te vooren by gebracht. En een weynigh te vooren riep ick gantsche overluyt /in Neerduytsch / Waer is den Oversten Luytenant / tot 5. of 6. reysen: ende hy sal niet durven seggen / dat hy my geantwoort heeft: dit heeft my bewogen / te vragen aen syn Luytenant Blancfort / of hy wiste waer hy was / de welcke antwoorde / neen. ’t Staet / hem toe te seggen / waer hy hem gevonden heeft / voor dat hy het huys aenstack. Ick geloof het sal zijn geweest by de kleyne linie / achter het huys / en alwaer hy / gelijck ick my verseeckert houde / de meeste tijdt over / geweest is.
12de Artijckel.
Hy voeght daer by / dat geduerende dese tusschen handel / zijn Luytenant hem quam seggen / dat de Colonel hem had geordonneert de drie huysen in brandt te steecken: het welck hy niet gelooven konde; niet te min als hy sulcke ordre had / soo moeste hy die achtervolgen: ende sich erinnert hebbende datter noch ammunitie was in een van de huysen / soo commandeerde hy Luytenant van Swansbeld de selve daer uyt te nemen: Hy voeght daer by / dat Capiteyn Carpentier / zijnde op de groote linie / om het volck van Braeckel te encourageren / seer geincommodeert was van wegens de vlam en den roock: en sich retireerde door de vlam na het kleyne Brugsken / en dat de brandt een groot voordeel hadde door het licht van ’t vuyr.
Antwoort. Syn ongeloof / om te gelooven de ordre / welcke ick gegeven hadt aen sijn Luytenant om het huys aen te steecken / is een proef stuck van de bequamheyt des persoons. Om dan de nootwendigheyt te kennen te geven: soo wil ick anders niet gebruycken / als dat hy in den voorgestelden Artijckel gesegt heeft: dat de branden geposteert waren tusschen beyde pallissaden / en tusschen de tweede pallissade en het borstweer / der voegen bedeckt / dat onse musquetten haer geen schade meer doen konden / en dat onse granaden geen effect deden: maer dat in tegendeel de branden menighte der selver met goet effect wierpen / en op de selve tijdt groot huys maeckten op den grooten Dijck; het welck de soldaten soo verschzicht hadde gemaeckt / dat mense niet meer en konde op het banquet brengen. Het welck een klaer bewijs is / dat de genoemde post niet meer te defenderen was: maer dat men sich prepareren moest om de tweede te bedisputeren. Het welck onmogelijck waer geweest selfs een oogenblick te doen / indien men niet had in brandt gesteecken het naest gelegen huys / ’t welck de geseyde post commandeerde / en niet over alle drie / als hy segt: door dien de twee and ‘re te veer af gelegen waren / en achter het huys / welck af gebrandt / en ons geen schaden konden doen. ’t Geen hy by brenght / raeckende de incommoditeyt van de vlam / van de roock en van het licht / zijn oock van sijne boosaerdige en malitieuse bonden. Want de wint tegen zijnde / soo sou het een en het and ‘re tot ons voordeel gestreckt hebben / wanneer de verbaestheyt ende disordre niet soo groot was geweest onder de soldaten / en by aldien men haer had konnen rangeren / en de tweede post doen mainteneren. Alsoo kan yder een / die ervaren is in dit werck / bekennen / dat de ordre gegeven is geweest met goet beleydt en verstandt / ende niet berooft geweest is van voorsichtigheyt / gelijck Vercken soo wel door sijn woorden als schriften heeft gesocht te doen gelooven / met intentie niet alleen / om mijn eer en reputatie te verkorten / maer oock om my Door het gemeyne volck / het welck alsoo licht kan bedrogen worden als in furie geraecken /van kant te helpen.
13de Artijckel.
Hy voegt daer by / dat hy daer van daen komende / alles in confusie vond / en dat doen ter tijdt Capiteyn Swansbeld / neffens hem doodt geschoten wierdt; en in de selven aessem seyt hy / dat doenmaels achter het huys de brandt grovelick met granaden wierp / en daer in brack / en dat hy doen sich retireerde en over de Brugh gingh / willende het hooft aen den brandt bieden: maer te vergeefs /door dien de soldaten haer geweer wech wierpen / en sich op de vlucht begaven.
Antwoort. Hy seyt dat Capiteyn Swansbeld neffens hem gedoodt wierdt by de kleyne Brugh: en den selven morgen te Tienhoven seyde hy my / seer te vreesen dat de genoemde Capiteyn / doodt of gevangen mocht zijn: en ick seyde hem / dat ick vreesde dat hy doot was / door dien ick hem hadde sien vallen. Daer na een persoon van aensien hem vragende of er oock eenige Officiers doot gebleven waren / soo antwoorde hy te geloven dat Capiteyn Swansbeld gevangen of doodt was. En de selve persoon met hem komende op de post / siende een lichaam van goede minen / gansch naeckt / recht tegens over de Poorte van de post / vraeghde hem of hy het kende;en na dat hy het scherpelick hadde aengesien / soo riep hy / dat het was Capiteyn Swansbeld; hebbende tot daer en toe niet seeckers geweten. Een weynigh daer na seyde hy aen syn Excel. De Veldmaarschalck Wirtz / dat den armen Swansbeld neffens hem doot gebleven waer / en tegens Capiteyn Hoeck / die een Fregat commandeert / dat hy stierf tusschen sijn armen. Dit is een teycken dat Mr. Vercken niet als seer weynigh in dusdanige occasie geweest is / wanneer hy ’t voor een bysondere eere hout / dat een mensch neffens hem doot geschoten zy; dat hy / om andere sulcks te doen gelooven / over eene saeck / wel een half douzyn openbare valscheden voor den dagh brenght. Dit soude met goet recht sijn gantsche schrift / waer in men meer saecken van diergelijcke natuyr kan bemercken / t ‘eenemael krachteloos maken.
14de Artijckel.
Hy seyt / dat hy sich retirerende na de Molen / 5. of 6. piecken vond. Hy nam ‘er eene af / en raeckte slaeghs met een Fransman / die der oock een hadde: maer dat hy verlaten zijnde van alle / gedwongen was sijn tegenpartij te verlaten en te retireren.
Antwoort. Het is geweest de grootste schade van de werelt / dat sulck een aenmerckens-waerdigh vechten / tusschen twee moedige en verbitterde menschen / met de pieck / voor de duysterheyt verborgen is geweest. Oock kan ick my niet heroischer inbeelden / noch in de Amadis van Gaulte / noch in den rasenden Roelandt / te vergelijcken by den genereusen Fransman / die hem tijdt gaf sijn degen op te steecken / om met meer bryhept de pieck tegens hem te konnen gebruycken: en dat was goede hoop veel glorie verkrijgen / en dat sonder eenigh bloedt vergieten van d’ een of de and’ re zijde. Ick twijffele oock of ymant oyt heeft hooren spreecken van soo een geluckigh retireren / in tegenwoordigheeyt van een mensch / die de pieck in de hant heeft. Ick laet den leser het oordeel hier van: en als hy tot den slagh-boom van Ameyde quam / had hy den degen in de hant: Soo dat hy op wegh gaende / sijn pieck wech geworpen / gelijck de andere gedaen hadden.
15de Artijckel.
Hy seyt / dat hy my vondt te paerde in ’t ingaen van Ameyde / alwaer hy met my gesproken had van ons ongeluck / en dat ick ordonneerde Carpentier te marcheren na Tienhoven en daer post te vatten.
Antwoort. Hy seyde my niet anders / als / mijn Godt / mijn Colonel / wat sullen wij doen? Waer op ick antwoorde / dat ick geen andere party te nemen sagh / als ons te posteren tot Tienhoven; alwaer de Heer Graef van Louvigny my hadde geordonneert wacht te houden; om den vyandt het door-breken te beletten / en hem af te snijden tusschen Ameyde en Schoonhoven / om / in geval van noot / tot mijn retraitte te dienen.
Verhael van den Colonel Bampfield
Woensdaghs den 23. en Donderdaghs den 24. November 1672 1672. kreeg ick advijs / dat vier soldaten van des Oversten Luytenants Compagnie / die voor desen de Fransse gedient hadden / en Dijnsdaghs den 22. van de voorseyde Compagnie wech geloopen zijnde / aen de Daert souden aengekomen zijn / ende in ’t particulier van den Commandeur van de plaetse onderbraeght / ende hoort van hem naer Utrecht gesonden wierden. Om welcke oorsaeck / ick niet meer deselve Compagnie van de Oversten Luytenant wilde op de poste laten op de wacht trecken: op het bericht; dat de vier weghloopers eenige dagen te voren aen de andre soldaten gesegt hadden / datse wenschen / dat de Franssen komen wilden: liever wilden in hare handen vallen / als tot Ameyde verblijven: Oock dat men den selvigen dagh een considerable partije uyt Utrecht gesonden had: en dat den vyandt voor hadde gehadt / des Maendaghs te vooren / wech te nemen ofte te verbranden de Oorlogs-schepen: het welcke aen de Capiteyns hebbe bekent gemaeckt / hoe wel ick daer voor niet seer bekommeert was / vermits de kleyne apparentie tot een voortgangh. In de seldige dagen en een weynigh te voren / had ick bericht gekregen / en seeckere saecken in acht genomen / de welcke / niet sonder groote reden my veel ombragie veroorsaeckten. Donderdaghs den 24. November schreef ick sulcks alles in ’t generael . en soo veel als de voorsienigheyt toeliet / in ’t particulier / aen een Minister van Staet in den Haegh / door een expressen: van meningh zijnde / my voor den tijdt van twee uyren daer henen te begeven / om den selven in ’t breeder dien aengaende te spreken.
Op de selve tijdt schreef ik aan sijn Excell: de Heer Veldmareschalck Wirtz / van wien ick versocht voor den tijd van ses of seven dagen / een onderstant van hondert mannen en eenige officiers: my niet te veel verlatende op de soldaten die ick hadde: maer sijn Excell: was toen ter tijdt niet in Staet / om my de selve accordeeren. Saterdaghs den 26. November reysde ick na Gorcum / om de eer te hebben van de Heer Veldmareschalck te spreken. Onder andere saecken / was mijne meeninge hem verlof te vragen om voor acht-en-veertigh uyren na den Haegh te gaen; ten eynde om te spreecken een Minister van Staet / en hope geredresseert te krijgen eenige ongemacken / dewelcke my als doen druckten; ende om andere die my dreyghden voor te komen / maer overwegende den waggelenden en seer onseeckeren Staet van saecken op onze frontieren / geloofde ick dat mijne eere my niet toe liet my daer van daen te begeven: soo dat ick daer niet van sprack. ’s Avondts omtrent 8. uyren / quam ick weer op de sluysen met een sloep van den genoemde heer Veldmareschalck: alwaer mijnen Overste Luytenant my een brief overleverde die aan my gehoorde; na dat ick den selven gelesen had / gaf ick dien te lesen aen mijnen Overste Luytenant / commanderende de selve nacht de poste. Den inhoudt was / dat dien dagh twee Compagnien Franssen te voet en 150. paerden / nevens eenige Officiers te Vianen geweest / en tegens drie uyren weerom na Cuylenburgh gekeert waren. Als ick t’ huys quam vond ick op de tafel eenen anderen brief uyt Vianen geschreven / van den selven inhoudt / sonder eenige byvoegingh: niet te min / om niets te versupmen ordonneerde ick 12. man van yder Compagnie by de handt te houden. Tusschen 3. en 4. uyren des morgens / is een ruyter die was uyttgeweest by my gekomen / my berichtende / dat den vyandt op ons aen quam met een considerable macht: Op den selven oogenblick sond ick Capiteyn Carpentier met 80. man / om de poste te verstercken / en / hebbende doen slaen alarm / en soo veel volcks by een gebracht / als mogelijck waer / voerde ick self op de poste. Alwaer ick sagh / den vyandt in twee deelen avanceeren; een op den grooten Dijck / en d’ andre op een kleynen afwegh / om eenen tweeden aenval te doen. Ick encourageerde de soldaten soo veel als my mogelijck ware / ick wees waer en hoe datse vuyr souden geven / om de vyandt het meest te beschadigen. Ick visiteerde de andre posten / alwaer ick my droegh op de selve wijse. De soldaten / na dat yeder twee of driemael vuyr hadde gegeven / en dat eenige doot waren geschoten of gequetst /verloren alle ordre / en soo als yder op het banquet wist te komen / en in haest vuyr te geven: sagen sy niet daer na / of sy op den vyandt / of in de lucht schoten / om haer hooft te bergen ende gaende na beneden te treden. Alsser een gequetst was / wilden seven of acht / sich van dat pretert dienen van den gequetsten / uyt het gevecht te brengen. Andere / voorgevende ammunitie willen halen / quamen niet weer: Door de grote duysterheyt waren dese inconvententen niet te remedieren; met de seer weynigh Officiers / welcke by my waren / hebbende maer twee Capiteyns / vijf Luytenants/ drie of vier Vaendrighs / om acht Compagnien te commanderen. By mijne Compagnie was maer een Sergeant / sonder Capiteyn Luytenant / sonder Vaendrigh. Dit is een groote oorsaeck geweest van het ongeluck. Ten laesten geremarqueert hebbende / dat de vyandt over de pallissaden geklommen was / en daer door gekomen naest aen het borstweer / het welcke gansch sonder flanc was / soo waren sy beter bedeckt / als onse soldaten. Dit groot inconvenient en de disordre / die onder ons volck was / met de schrick / welcke ick in de gemoederen van velen gemerckt had / gaf my oorsaeck om te twijfelen aen een goed succes; voornamentlijck omdat het borstweer / gemaeckt van faschinen / en niet hoger als ses of seven voet /soo licht om te beklimmen was / al of de vyandt ladders had gehadt / het gene my bewoogh / te defenderen in allen val de nieuwe poste / geordonneert van den Heer Veldmareschalck Wirtz: ende door dien sulcke niet een oogenblick kon gemainteneert worden / sonder een huys in brandt te steecken / tien schreden daer van af gelegen / het welck de poste bedwingen kost: soo ordonneerde ick aen den Luytenant Blancfort het selvige aen te steecken: ende gevonden hebbende / dat eenige soldaten / welcke ick op de geseyde post gelaten hadde / om sonder op houden te schieten tegens de vyandt / die op de groote Dijck avanceerde / het banquet verlaten hadden / om sich te bedecken tegens de musquet kogels van de vyandt / dwongh ick de selve / niet sonder moeyte weer op het banquet te gaen / en / als vooren vuyr te geven: en om dat veel soldaten / door de duysterheyt sich gesalveert hadden ende de poste seer verswackt was / gingh ick na den bedeckten wegh / om eenige musquettiers daer van daen te halen / en om aen de andere ordre te geven / waer sy vuyr souden geven; wederom keerende / sagh ick dat de vyandt de eerste post ingenomen had / dat de soldaten haer geweer ter neer wierpen; roepend om quartier / en dat de Fransse over de kleyne brugge gekomen waren / vermenght met de onse; die sich sochten te salveren: toen smeten de meeste van de tweede poste / haer geweer wech / en liepen door verscheyde wegen na Maerkerck en Ameyde. Ick vont omtrent 20. piecken in de aerde geplant / maer sonder soldaten: siende alsoo de onmogelijckheyt / om meer tegenstandt te doen / nam ick voor / soo veel soldaten als ick konde /op te houden by het ingaen van Ameyden / om eenige retirade te doen / om het overige van mijn Regiment in seeckerheyt te brengen; ick vond het meestendeel sonder geweer / en niet meer als ontrent dartich die het noch hadden; met de welcke ick my na Tienhoven geretireert hebbe. Dit is de waerachtige geschiedenis van het werck van stuck tot stuck. Ick hadde de rede altijdt by my / om te overleggen / wat mogelijck of onmogelijck te doe waer / en sagh geen andre party te kiesen. Ick heb altijdt in acht genomen / dat in de krijghs ongelucken / als men niet meer tegenstandt mochte doen / men gesocht heeft soo veel te salveren door eene retraite / als men kost. De ware oorsaeck van dese d’ isgrace is de uyterste disordre onder mijn regiment; de heymelicke practijcken van eenige Officiers / die oneenigheyt zaeyen / en my soecken te ruineeren / op wat manier het zijn magh. Van Officiers had ick niet meer als 13. of 14. de vyandt 150. het welck veel te seggen heeft . De soldaten waren sieck / sonder kleederen om sich te bedecken / sonder nootwendigh logement / en vol diordre. Deel daer van hadden eenige dagen te hooren geseyt / datse liever wouden in de handen der Fransse vallen / als op een ellendige wijse van honger / koude / en slechte sterven. Het welck alles de vyandt wel wiste / soo wel door de overloopers / als misschien anders. De fortificatiën waren niet goet / sonder flanc/ sonder gracht / sonder eenigh borstweer/ als alleen van ses of seven voet hoogh; gemaeckt van faschinen / soo licht om over te klimmen / al of de vyandt ladders hadden gehadt / van achteren gansch open / en onmogelijck om gesloten te worden / by gebreck van aerde. De Post / is van Schoonhoven / twee uyren / van Gorcum drie: invoege men twee uyren moet hebben / om het eerste guarnisoen te abertere / en drie om te kennen te geven de aenkomste van de vyandt / aen het ander guarnisoen: van gelijcken had men een uyr van doen / om ordre te geven en volck te samen te brengen; en daer na drie uyren om te marcheren van de naeste poste tot ons / en van de wijtst af gelegenste / vier of vijf: Sulcker voegen / dat men hebben moest / sonder tegenspreken / seven of acht uyren / om secours te hebben van d’ eene of de andere plaets. En in den tijdt van een half uyr moet de poste of ingenomen of verlaten zijn van de vyandt: soo dat men klaerlick sien kan / dat alle secours onmogelijck was. De post van Ameyden bewaerde in der daet niet met allen / oock niet de plaetse selfs: want briesens tijdt / waer het onmogelijck een post te defenderen / of de selve schoon van voren desensibel is / en van achteren open. Noch meer / soo kost de vyandt de poste van de luys gelaten hebben / om het genoemde Ameyden in brandt te steecken; sonder dat sulcks menschelijcker wijse mogelijck was te beletten: gelijck daer na te sien waer: want het Regiment / dat daer heen gesonden was / of schoon de selve poste tweemael stercker / waer als voor henen / retireerde en verliet tot dato niemant de plaetse / in 14. dagen in het begin van ’t vriesen / waer over tot dato niemant heeft geklaegt. Ick kan daer by voegen / als onwederleggeliijck waerheyt / dat gelijck ick altijt gedacht hebbe / en nu de bewijs middelen in handen hebbende / bewijsen kan / de poste verraden is geworden / door de vier overgeloopene soldaten van mijn Oversten Luytenants Compagnie: waer van door henen gewagh gemaeckt is / die de Franssen tot Utrecht bepraet hebben op de plaetse aen te vallen op de versekeringe / dat het Regiment swack waer / de soldaten sieck / vol misnoegens / datse niet sou ‘en willen vechten / maer het geweer wech werpen / gelijck het meestendeel gedaen heeft. Dese overloopers zijn met de vyandt op de poste gekomen / hebben aen hun de swackste gelentheden gewesen / daer sy ten eersten zijn ingekomen / achter het Huys / langhs de Pallissaden / door het water tot aen de knien toe: sy zijn met haer gegaen in Ameyde / hebben haer mijn quartier gewesen / het welck verbrandt is / en niet de waerde van een spel van al mijn goet daer af gebracht. Sy hebben oock gewesen het quartier van de Overste Luytenant / ’t welck niet verbrandt is / noch yets van sijn saecken verloren hebbende alles gesalveert tot pot en ketels / en heeft de vyandt niet met genomen als het Vaendel: of schoon sijn paerden in Ameyde waren / doen de Franssen in quamen, Ick weet wel dat haer eenige meyningh was / my levendigh of doot te krijgen. Sy hadden menighmael op de Sluys en oock te Ameyden aen de Soldaten gevraeght: Waer is Bampfield? Ick weet oock klare omstandigheden genoegh / om de and’ re te overtuygen. En om de waerheyt te spreken / soo hebben sy sonder eenigh dispuyt geen profijt gehad van dien aenslagh / als men tegen een op-weeght de doodt van de Marquis van Castelneau / met meer als 70. soldaten / en veel and’ re Officiers van consideratie / tegens mijne disgratie. Ick kanse daer over niet blameren: Want ick getracht hebbe / soo veel my mogelijck waer / hare desfeynen tegens desen Staet tot Ceulen te breken / en over al in die quartieren. Sy hebben alles opgemaeckt gehad / om mijn Regiment te ruineren met mijn Persoon: En met wat voor swarigheyt ik mijn Regiment te rugge heb gebracht / is soo bekent aen de gantsche werelt / dat het niet van nooden is daer van te spreken. En om dat het is om mijn onschult / die met de grootste onrechtveerdigheyt / door de practijcken mijner vyanden gelastert word te hanthaven / kan ick wel sonder eenige ydelheyt segge / dat de Provintie van Frieslandt / gelijck sich alles liet aensien / sou verloren zijn gegaen / ten waer ick mijne troupen daer in hadde gevoert: en op het verlies van de selve Provintie / mochte doen ter tijdt / en gelijck doenmaels de sake stonden / gevolght hebben dat van Groeningen. Ick wil hier geensins verduysteren de dappere defentie van de selve Stadt / noch hare andere geluckige actien voor desen Staet / noch de conduite van haren Luytenant Generael; ick segge alleen / dat by aldien Frieslandt niet bewaert geweest was / de Staet van de andere Provintie een ander aensien sou konnen hebben als nu; en ick heb dagh en nacht gearbeyt sonder ophouden / om te beschermen een gantsche Provintie; wat voor apparentie kan men dan vinden / dat ick verraden sou een hondert of drie Pallissaden op een Dijck / en soo veel faschinen /sondere eenigh voorsteecken van den Dijck / het gene my altijdt verboden was / sonder flanc / sonder gracht / gelijck al de werelt weet / en sonder profijt des vyandts / maar meer tot sijn schade! Tot een besluyt segh ick / dat ick sedert 7. of 8. Jaren met sulcke getrouwigheyt / yver en sorge gedient hebbe / als yemant in de werelt doen kan: en geduerende twee en een half Jaer heb ick over dagh en nacht doorgaens sonder ophouden gearbeyt / noch my selven eenighsins verschoont:Ick heb mijn Koningh ten hooghsten misnoeght / en een prascriptie door een arrest van het Parlament op my gehaelt van wegens mijne diensten onder desen Staet / sonder eenige mogelijckheyt om my te herstellen: en vinde my tegenwoordigh overhoop met ongelucken / en in ongenade alhier / mijn fortuyn geruineert / en mijn reputatie swart gemaeckt;om te contenteren de wraeck en eergierigheyt van twee van mijn Officiers; aen welcke ick doch inder daet immermeer eenigh leedt gedaen hebbe. Van het seventiende Jaer aen mijns ouderdoms / heb ick den Oorlogh gevolgt; Ick heb Troupen gecommandeert / twintighmael considerabler / als ick hier gedaen heb/en dit is de eerstemael / dat men mijn doen en handel / wat Oorloghs saecken aengaet / in twijffel heeft getrocken. Eynde.
Getuygenissen van verscheyde Personen, aengaende de attaque van de Sluysen tot Ameyde.
Capiteyn Jacob Hoeck, Capiteyn van een Oorloghs-schip, ten dienste van den Staet, getuyght als volgt:
Dat hy Capiteyn Hoeck / met Capiteyn Meesters van de Veer / Schipper tot Lexmond / vernomen hadde / dat de Schipper met andere Boeren / door gewelt gedwongen was geweest / met de Fransse troupen na de poste der Sluysen tot Ameyden te gaen; en dat de selve Schipper / soo wel tot Utrecht / als op de plaets / doen de attacque geschiet was / van de Franssen verstaen hadde / dat de 4. soldaten van den Overste Luytenant Vercken / die Dijnsdaghs voor de attaque wech geloopen waren / ende te Utrecht komende / dienst hadden genomen / de Franssen bepraet hadden de post aen te grijpen; seggende het Regiment swack/ sieck ende misnoegt te zijn; en de Officiers tegens malkander; en dat sy wisten dat een deel soldaten haer geweer souden wechwerpen / sonder eenigh tegenweer te doen: oock dat de selve overloopers met de Franssen by de attaque waren geweest / hebbende de swackte gelegentheden gewesen van de poste: en dat de Wever in ’t begin van den aengrijp tot den Schipper geseyt hadde: Ick weet wel / dat sy wel haest meester sullen zijn van de Post. Schoonhoven / den 22. Februarij 1673. Jacob Hoeck Robbert Meesters.
II
Ick ondergeschrevene attestere als dat / na dat ick ben gevangen worden den 27. Novemb. 1672. dat ick verscheydereysen hebbe gehoort van de Franssen / terwijlen ick te Utrecht ben geweest / dat de 4. verloopene soldaten van de Overste Luytenant Vercken / de Fransse Officiers hadden gewaerschout de groote twist die daer waer onder de Officiers van ’t Regiment van de Colonel Bampfield / en van de sieckten en van het miscontentement van de soldaten; en datse geen grooten tegenstandt souden vinden: en dat dite bovenstaende verloopene soldaten / met de spions de post van ter Meyden / hadden komen spionneren. Het geen ick hier geschreven hebbe / wil met eede altijdt verklaren. Adij 19.Febr. 1673. in Schoonhoven. W. Heunemans.
III.
Philip Weidner / oudt 30. Jaren /van Heydelbergh / attesteert / en wil sulcks met eede verklaren / dat Sondaghs den 27. Novemb. 1672. des Morgens vroegh om 3. uyren / hy met het versamelde Krijghsvolck op de Marckt tot Ameyden / na de poste van de Sluys gemarcheert heeft / en dat sulcke manschap van de Colonel Bampfield selfs na de poste gevoert is: latende de Colonel eenige van de selve soldaten op den bedeckten wegh staen / ende met de andere na de Buyten-wercken marcherende. Oock soo heeft tuyge gesien den Colonel de soldaten aendzijven om de dege op den vyandt vuyr te geven / roepende met den blooten degen in de handt tot veelmalen toe / dartigh Musquettiers hier / geeft vuyr op den grooten Dijck / daer de vyandt sterck aendrongh; en sulcks op het tweede Werck / geordonneert van den Heer Veld-Mareschal Wirtz / treckende oock eenige soldaten met den arm weer op de Voet-banck: en was de Colonel seer ontstelt over de soldaten datse niet gaen genoegh / of niet recht op den vyandt chargeerden. Sulcke depositie wil tuyge altoos met eede confirmeren. Schoonhoven den 14. Febr. 1673. Philip Weidner.
IV.
Compareerde voor de Heeren Capiteynen deser guarnisoen onder genomineert Francisco Riffe / gereformeerde Luytenant / tegenwoordigh onder de Compagnie van Heer Capiteyn Eenhuyse / ende verklaerde op solemnelen eedt / dat op den 27. Novemb. 1672. hy heeft gemarcheert van het Dorp Ameyden na de post op die sluyse met den Heer Colonel Bampfield / een weynich tijdt te vooren als de vyandt de gemelde post heeft geattacqueert / en dat hy heeft gesien dat gemelten Colonel / een party soldaten voor die eerste borstwerck op den dijck heeft gelaten en heeft geavanceert met de reste van sijn volck na die borstwerck toe / hy die kleyne brugge / geordonneert van sijn Excell: de Veldmareschalck Wirtz; ende heeft gemelte soldaten met de Officiers daer gelate / en dat hy in sijn eygen persoon geavanceert na de buytenste post / tegens over den Oven: en eenige tijdt daer na is den Colonel wederom gekomen / en heeft de soldaten gevonden in een lage plaets gequiteert hebben de voetbanck / ende de gemelte Colonel met sijn blooten degen in de handt / heeft die soldaten op die voetbanck weer herstelt / treckende haer by de armen / commanderende aen die soldaten laegh te schieten tegen de vyandt op den dijck: ende daer na den vyandt is ingebroocken heeft hy hem hooren roepen / 20. of 30. musquettiers: maer door de groote confusie / en dat de meeste soldaten haer geweer hadden op de grond gesmeten / was daer niet meer te doen; seggende soo waerlick mochte hem God Almachtigh helpen. Actum voor de Heere Lowijs Salablancha / ende Frederick van de Velde / Capiteynen van ’t guarnisoen van des Stadt Schoonhoven / desen 19. Febr. 1673. In kennisse van my, T. à Rietvelt. Aud. Militair aldaer.
V.
Atestere ende verklaren wy ondergeschrevene Jan Fransz. Wisdom / adelborst onder de heer Capiteyn La Lane / en hebbe te versoecke van den Heer Colonel Joseph Bampfield / getuyght geattesteert ende verklaert sulcks ick doe by desen waerachtigh te zijn / dat ick deposant op den 27. Novemb. Des voorleden Jaers 1672. geweest ben binnen het fort Ameyden / als wanneer den vyandt daer voor quam / ende als doen gesien te hebben / dat den Heer requirant / als wanneer den vyandt voor het fort quam / ende de eerste attaque dede / dat den requirant aen de borstweringe geweest is / ende ordre gaf wel ende voorsichtigh te schieten / dat sy den vyandt wel kunnen raecken. Het welck ick deposant des noodich / ende daer toe versocht / bereyt ’t selve nader met solemnelen eede te stercken. In kennisse geteeckent Gouda den 21. Febr. 1673. ende was geteeckent / ’t merck O gestelt by Jan Fransz Wisdom / my present / G. Puttershoeck. Nots: Pub:
VI.
Atesteren ende verklaren wy ondergeschrevene Jacobus Efftman schrijver van Capiteyn Eenhuysen / Hans Peter Hooghsteyn adelborst onder Capiteyn Coenradt Swansbeld / ten versoecke van d’ Heer Joseph Bampfield waerachtich te zijn / ende komende eerst ten voorseyden Jacobus Efftman ’t mijnder depositie verklare waerachtig te zijn / dat wanneer als den vyandt op het fort Ameyde aenquam op den 27. Novemb. Des voorleden Jaers 1672. gehoort ende gesien te hebben / dat den Heer requirant het volck ten hooghsten was aenmanende / ende goede couragie gaf / om de vyandt te repousseren / gaende voorts alle posten besichtigen / staende met sijn bloot rappier op de musquetten / van de gene de welcke te hoogh wilden schieten / ordonnerende de selve lager te moeten schieten / om den vyandt te beter te kunnen treffen. Ende ick Peter Hooghsteyn mede komende ‘t mijnder depositie verklare als wanneer den vyandt in ’t begin van ’t Stormen was den Requirant ons gesecundeert heeft om den vyandt af te weren / en dat hy selfs de poort gedisiteert heeft. Het welck wy deposanten des noodich ende daer toe versocht / bereyt zijn ’t selve nader met solemnelen eede te stercken. In kennisse geteeckent Gouda den 21. Febr. 1673. ende was geteeckent Jacobus Efftman / ’t merck gestelt + by Peter Hooghsteyn / my present / G. Puttershoeck. Nots: Pub:
VII.
Christiaen Wickerhout / oudt 22. Jaren / geboren van Ceulen / tuyght / en wil sulcks met eede veklaren / dat op Sondagh den 27. November 1672. tegens 3. uyren des Morgens / hy marcheerde met Capiteyn Carpentier / met de eerste partyna de poste toe / en dat hy gestelt is geworden voor het eerste borstweer / recht tegens den Oven over; en een weynich daer na soo quam de Colonel Bampfield; en als de vyandt marcheerde op den grooten Dijck en by den Oven / soo heeft de Colonel ordre gegeven aen de soldaten / om vuyr te geven / ende om laegh te schieten;en als de vyandt op ons chargeerde heeft hy Colonel eenige soldaten / die van het voetbanck afgegaen waren / weer op bancket doen gaen / en met de degen gewesen / dat de soldaten met de musquetten souden om laegh schieten / oock de musquetten met den degen laegh gedout / om op de vyandt wel te schieten / en dat de Colonel dickmaels de soldaten couragie toe gesproocken /seggende ; couragie/ / couragie soldaten het sal alles wel gaen. Schoonhove den 14. Febr. 1673. en was geteeckent met sijn gewoonlijck handt teecken +
NB. Boven dese attestatie kan men wel noch een hondert opbrengen / als sulck van noooden sou zijn / en men het begeerde. COLONEL BAMPFIELD